Als materiaal om mee te werken zag Fransje Gimbrère textiel nooit zo zitten. Te stoffig. Niet uitdagend genoeg. Toen ze naar de Design Academy ging, keek ze er van weg. ‘Zet mij maar bij metaal of in de plastic werkplaats’ dacht ze. ‘Ga ik kijken wat daar mogelijk is.’ 

Gaandeweg veranderde dat. Juist bij textiel, het materiaal dat ons, in kleding en in wonen, het meest nabij is, ontdekte ze de mogelijkheden van vaak eeuwenoude technieken. Hoe waardevol die zijn, wat je er allemaal mee kan.

In 2017 studeerde Fransje Gimbrère (Tilburg, 1993) af met Standing Textiles, even stoere (je kunt erop zitten) als subtiele textielsculpturen, draad voor draad opgebouwd met een speciaal hiervoor ontworpen weefgetouw. Ze won er de ene na de andere designprijs mee; de Harrie Tillieprijs leverde haar in het Cuypershuis in Roermond de solo-expositie Conversion op.

De Standing Textiles, die haar loopbaan een vliegende start bezorgden, staan er ook, als blikvanger, in een trapeziumvormig decor. ‘2017-heden’, staat in de zaaltekst. Het is veelzeggend. Bij Fransje Gimbrère is nooit iets af. Altijd valt er iets te onderzoeken of te ontwikkelen. ‘Het gaat me niet zozeer om een bepaald eindproduct’, zegt ze er zelf over, ‘maar om het nadenken of je bepaalde technieken ook op een andere manier kunt inzetten.’

Als voorbeeld noemt ze het weven. De klassieke weeftechniek van schering en inslag levert een tweedimensionaal resultaat op. ‘Mijn onderzoeksvraag’, zegt Gimbrère, ‘was hoe je textiel op zichzelf kunt laten staan. Hoe creëer je ruimtelijkheid met textiel? Oftewel: hoe kun je aan die schering en inslag een derde dimensie toevoegen?’

Ze geeft zelf het antwoord: ‘Bij Standing Textiles werk ik over alle assen in het weefraam met touw. Door de manier waarop ik het heb gevlochten, door twaalf draden op een bepaalde manier over elkaar heen te slaan, heeft het al een bepaalde stevigheid.’ Wanneer het op spanning staat om te worden geweven, krijgt het touw een coating met biohars. ‘Daardoor wordt de spanning gevangen in het object’.

Standing Textiles leverde veel reacties op, onder andere vanuit de architectuur en de auto-industrie, waar de combinatie licht en sterk geldt als de heilige graal. Gimbrère: ‘Stel je voor dat je een carrosserie zou kunnen weven. Het maakt de auto lichter, waardoor minder brandstof nodig is.’

Nóg zo’n razend interessante kwestie: hoe we gevoelsmatig ervaren wat we zien. Gimbrère beschouwt kleur, materiaal en vormgebruik ‘als de brug tussen het lichaam en de ruimte. Hoe we de ruimte ervaren, heeft niet alleen invloed op hoe we ons voelen, maar ook op ons gedrag.’

Vanuit die fascinatie is ze nieuwsgierig naar wat een object met een andere ‘huid’ oproept, én wat die huid kan bijdragen aan de functionaliteit. Zoals het gecoate touw tot Standing Textiles leidde, met objecten die sterk genoeg zijn om op te zitten.

Voor de raadszaal van haar geboortestad Tilburg ontwierp ze Cirrus, een handgeweven grid dat als een wolk boven de politiek bedrijvende raadsleden zweeft. Gimbrère: ‘De Tilburgse raadszaal is bijna volledig bekleed met eikenhouten fineer. Warm en huiselijk, maar ook zwaar en formeel. Het voelt bijna elitair. Ik vroeg me af hoe ik dat gevoel met mijn kunstwerk kon beïnvloeden; het is per slot van rekening de ruimte waar mensen vrijuit met elkaar moeten kunnen spreken, waar consensus moet ontstaan over nieuw beleid.’

Ze vroeg zich af hoe de aanwezigen in de raadszaal zich minder druk voelen. ‘Door het organische en transparante van Cirrus ontstaat een soort lichtheid. Het werk meet 6,5 bij 5,5 bij 1,5 meter. Het is met de hand gemaakt, met een team van twaalf mensen waren we er drie maanden mee bezig. Elke dag, elk weekend, elke avond, het was best pittig. Dan ontstaat vanzelf de vraag hoe we dat proces zouden kunnen industrialiseren. De machines in het Textielmuseum zijn er niet op gebouwd. Maar toch. Driedimensionale structuren weven op een machine, ik kan maar niet geloven dat het niet kan.

Voor een opdracht van de Universiteit van Tilburg heeft Gimbrère intussen samples gemaakt van 3D-geweven objecten, door polyester monofinament (het materiaal dat ook wordt gebruikt in de snaren van een tennisracket) te combineren met linnen. ‘Ook bij deze werken zie je dat het patroon eigenlijk constant hetzelfde is. Maar door het te draperen en de zwaartekracht haar werk te laten doen, zie je allerlei patronen ontstaan.’

Het werk is bedoeld voor de entreehal van het Koopmans gebouw van de Tilburgse universiteit, een modernistische hoogbouw naar een ontwerp van architect Jos. Bedaux. Die liet zich, we spreken van begin jaren zeventig, inspireren door Le Corbusiers leerstuk over de ‘woonmachine’ – zie diens Unité d’Habitation in Marseille. ‘Het is een vrij lange ruimte’, zegt Gimbrère, ‘met een glazen wand aan beide kanten. Heel sober, met een constant veranderende lichtinval. De opdracht was om studenten uit te nodigen er te gaan zitten en werken. Met deze werken heb ik de ruimte huiselijker gemaakt, ik hoop dat het zo ook ervaren wordt. In het Textiellab in Tilburg, waar de samples zijn gemaakt, vroeg het personeel of ze er niet konden blijven. Ze waren mooi, vonden ze, en maakten de ruimte fijner en warmer.’

Bekijk ook de onderstaande video!

CHRISTIANE GRONENBERG laat zich door de ontwerpster rondleiden in haar expositie in het Cuypershuis in Roermond. 

Fransje Gimbrère, Conversion. T/m 17.09 in het Cuypershuis in Roermond. cuypershuisroermond.nl

BRON: ZOUT Magazine (08-2023), auteur: Wido Smeets. Klik hier voor meer informatie over ZOUT Magazine!